zich bevinden | befinden |
zich bevinden (v) (ligging) | sich befinden (v) (ligging) |
zich bevinden (v) (plaats) | sein (v) (plaats) |
zich bevinden (v) (situatie) | sich befinden (v) (situatie) |
zich bevinden (v) (plaats) | sich befinden (v) (plaats) |
zich bevinden (v) (ligging) | liegen (v) (ligging) |